dinsdag 9 februari 2010

Eerste deel: Wet en Profeten wijzen op Jezus en diens volgelingen

Barnabas opent zijn betoog door uit de Joodse profeten aan te tonen dat God geen interesse heeft in dierlijke offers. [Barn. 2:4] God heeft de oude wetten vervangen door Jezus Christus. [Barn. 2:6] En God wil een hart dat hem dient en een rechtvaardige levensstijl. [Barn. 2:10, 3:3] Dit goed te weten is van belang voor de gelovigen, want de Boze wil binnendringen om ze weg te slepen van verlossing en het (eeuwige) leven. [Barn. 2:10] Hierbij denkt Barnabas vooral aan Joden die de gelovigen tot proselieten van hun wet willen maken. Omdat degenen die in Christus zouden zijn ‘in kinderlijke onschuld’ zouden geloven - en dus makkelijk te misleiden zijn - achtte God het nodig om [in de wetten en profeten] een voorproefje te geven van het evangelie. [Barn. 3:6]

Als Barnabas dus zegt dat de gelovigen zich ver moeten houden van alle werken van wetteloosheid, en dat ze de fouten van hun tijd moeten mijden, dat ze hun zielen moeten behoeden voor de boosaardigen en zondaars, opdat ze niet als hen worden, lijkt hij te waarschuwen tegen het Jodendom. [Barn. 4:1-2]

Volgens Barnabas is het laatste grote ‘schandaal’ nabij, de eindtijd waarover is geschreven. [Barn. 4:3] Het gaat om ‘de laatste dagen’ en ‘de wetteloze tijd’. [Barn. 4:9] Het hele christelijke leven van de lezers zal tevergeefs zijn als ze in deze eindtijd geen verzet bieden ‘zoals past bij God’s zonen’ tegen de Zwarte die zijn bedrieglijke ingang (in hun leven) wil maken. [Barn 4:9-10] Het is mogelijk dat iemand de rechtvaardige weg kent, maar verloren gaat omdat hij verstrikt raakt in de weg van de duisternis. [Barn. 5:4]

Om zich tegen de Boze te verzetten, moeten de gelovigen ‘geen monastiek leven leiden door je in jezelf terug te trekken, alsof jullie de rechtvaardige staat reeds bereikt hebben, maar zoek samen naar wat in jullie gezamenlijk voordeel is, door samen te komen.’ [Barn. 4:10] Wel moeten de gelovigen geestelijk zijn, een volmaakte tempel voor God. Ze moeten mediteren over de vreze des Heren en proberen zijn geboden te bewaren. [Barn 4:11] Het is belangrijk te weten dat ieder mens van God zal ontvangen in overeenstemming met zijn daden; niemand moet dus slapen, want dan zal de Archoon zijn macht tegen hen gebruiken en ze weghalen bij het koninkrijk van de Heer. [Barn. 4:12-13]

Barnabas was de eerste christelijke schrijver na het Nieuwe Testament die zich uitte over de vraag hoe Christenen het Oude Testament moeten lezen.[1]

Voorbeelden van ‘typologische’ uitleg

Barnabas laat in hoofdstuk 6-16 zien, dat Israel de wetgeving van Mozes verkeerd heeft begrepen en dat de volgelingen van Jezus Christus dat juist wel goed begrijpen. Hij doet dat door te wijzen op de aspecten van het geloof die door Israel en de kerk als fundamenteel worden beschouwd, zoals de het verbond, de vleeswording en het lijden van Christus, de landbelofte, de offerdienst, de besnijdenis, voedselwetten, de doop en kruis, en het avondmaal, de sabbat en de tempel. Barnabas laat zien hoe de christelijke visie op deze zaken al in de Joodse Geschriften werden voorzegd in typologie en profetie.

Verbond:
Hij roept zijn lezers op ‘als een van jullie’ (dus hij was een Jood? [Barn 4:6]) om niet ‘als bepaalde mensen’ te zijn, ‘die beweren dat jullie verbond onherroepbaar van jullie is’. De lezers zijn dus ook in mederdeel van Joodse afkomst, lijkt het. Maar Israel is dat verbond ‘volledig kwijt geraakt’, zegt Barnabas, waarbij hij erop wijst dat toen God het aan Mozes gaf, Mozes het verbond (namelijk de twee stenen tafels) brak, 'opdat het verbond van Jezus, de Geliefde, in onze harten zou worden verzegeld’. [Barn. 4:6-8]

Barnabas lijkt hier te zeggen dat Israel sinds Mozes helemaal geen verbond met God meer had; alleen de patriarchen en de profeten vertegenwoordigden de wil van God met hun geestelijke begrip - zoals Christenen dat ook hebben[2]


Vleeswording en lijden:
Waarom verdroeg de Heer lijden? Opdat door de vergeving van zonden wij gereinigd zouden worden, door de besprenkeling met zijn bloed. [Barn. 5:1] De Heer van de hele wereld maakte zich onderdanig om de macht van de dood te breken en de opstanding uit de doden bekend te maken. Daarom moest hij vlees worden. En hij onderwierp zich om de belofte aan de vaderen gedaan te vervullen. Hij bereidde het nieuwe volk voor zichzelf voor; en na de opstanding zal hij oordelen. [Barn. 5:6-7] Wie op hem vertrouwt, heeft eeuwig leven. [Barn. 6:3, 8:6]
Als hij niet in het vlees was gekomen zouden mensen ook niet naar hem hebben kunnen opzien om gered te worden. We kunnen niet eens in de zon, door hem geschapen, kijken. [Barn. 5:10]
De Zoon van God kwam ook in het vlees om de zonden van hen die de profeten hebben gedood, samen te vatten. [Barn. 5:11]

Landbelofte:
God zegt tegen Mozes: ga het goede land, vloeiende van melk en honing, binnen. Dat de Heer aan Abraham en Isaac en Jacob heeft beloofd, en maak het uw erfgoed, betekent: Hoop op Jezus die voor jullie in het vlees zal komen, want de mens is een land dat lijdt, want Adam werd gevormd uit stof van de aarde. Hij maakte ons een nieuwe schepping, hij geeft ons een hart van vlees, hij heeft ons een Tempel voor God gemaakt. Kortom, ‘wij zijn degenen die hij het goed land binnenleidt’. [Barn.6:8-16]

Offerdienst:
Barnabas noemt het offer van Isaac door Abraham een ‘type’ van Christus. [Barn. 7:3]. Hij gebruikt dat woord ‘type’ ook in verband met de dierlijke offers die Israel moest brengen. [Barn. 7:7] Christus vervulde die oudtestamentische verhalen en wetten.

Besnijdenis:

‘Maar kreeg Israel niet de besnijdenis als speciaal teken?’ Die vraag van Joodse kant beantwoordt Barnabas door er op te wijzen dat de wet niet over de fysieke kant van de zaak gaat, maar over het hart. [Barn. 9:4-5] Bovendien, ook Syriers , Egyptenaren en Arabieren en alle priester van afgoden worden besneden. [Barn. 9:6] Barnabas wijst op de cijferwaarde van de 318 mannen in het huishouden van Abraham die werden besneden. Het getal 18 bestaat uit de letters J en E (voor Jezus) en 300 is het T-teken – symboliseert het kruis. [Barn 9:7-8]

Voedselwetten:
Barnabas laat vervolgens zien hoe de voedselwetten een morele betekenis hebben. Helaas zag Israel, dat vleselijk was, daarin wetten over voedsel, hoewel het in werkelijkheid tegen sexuele zonden waarschuwt en mensen op goed gedrag wijst. [Barn. 10]

Doop en Kruis:
Barnabas laat zien dat Israel zich liever eigen waterbronnen schiep dan een boom te zijn als aan waterstromen. Het water en het kruis (de boom) worden in die Psalm 1 al samen genoemd. De vruchten zijn onze woorden die een middel tot bekering zijn voor velen. Wie al zijn vuilheid in het doopwater laat afwassen, staat weer op met vrucht in zijn hart. [Barn. 11:1, 6, 8, 11]

Dat Mozes een koperen slang op een staak moest opheffen ter genezing van het volk was ook een type van het lijden aan het kruis van Christus. [Barn. 12:5-6]

In dit verband, omdat Mozes wordt besproken, wijst Barnabas er ook op dat Jozua (Hebrew: Jeshua, Jezus) aan het eind der tijden het huis van Amalek zou verwoesten. Jezus, de Zoon van God, was in Jozua manifest als type. [Barn. 12:9-10]

Verbond:
Barnabas laat zien dat in het Oude Testament God al aangaf dat uit Rebekka twee naties zouden ontstaan; Jacob zag in de geest het betere volk, de volgelingen van Jezus. En Abraham zou als onbesnedene de vader van die volken zijn. [Barn. 13:3,5,7]

God gaf het verbond aan Israel maar dat was het niet waardig vanwege hun zonden. [Barn. 14:1] God kwam op aarde om duidelijk te maken dat de maat van de zonden van Israel vol was, en zodat wij de erfenis zouden ontvangen door Jezus, die het verbond van de Heer erft. Hij bevrijdde onze harten van de duisternis en bevestigde zijn verbond in ons door een woord. [Barn. 14:4-5]

Sabbat:
Bij de sabbat gaat het God niet om de zevende dag, maar de sabbat wijst op de zevende periode van 1000 jaar die Jezus zal inaugureren bij zijn wederkomst. Dan begint de echte dag van rust. En daarna zal God een nieuwe wereld beginnen. Daarom viert de kerk de achtste dag; op die dag stond Jezus ook op uit de dood. [Barn. 15:4-5, 8-9]

Tempel:

De stad Jeruzalem en de tempel zijn verwoest omdat God dit wilde. [Barn. 16:4-5] Maar als de ‘Hebdomad’ [symbolische week?] voorbij is, bouwt God een nieuwe tempel. Dat is: hij heeft onze harten vernieuwd. God huist in ons hart door de vergeving van zonden en de vernieuwing. [Barn. 16:6-8]

Voetnoten

[1] Michael W. Holmes, The Apostolic Fathers (1992, 2007), p. 370.
[2] F. Scorza Barcellona, 'Epistle of Barnabas', in Encyclopedia of the Early ChurchVol 1 (Cambridge, 1992), p.111.

Geen opmerkingen: